MAAK UW KEUZE
BESTEMMINGEN
Japan: tempels, snelle treinen en sushi
Ruud van der Heijden over een reis in Japan op 23 september 2016
Tokio
Na een soepel verlopen vlucht met Cathay Pacific beginnen we onze reis in Tokio. Eerst met de metro naar Shibuya, waar de drukste voetgangersoversteekplaats ter wereld is. Vanuit de Starbucks heb je een prachtig uitzicht op de kruising (en dat weten ze uit de omzet-statistieken bij Starbucks ook…), dus onder het genot van een frappucino maken we wat foto’s en een filmpje van deze mensenmassa. Op naar de Takeshita-dori, een winkelstraat waar de hippe jonge Japanners hun kleding kopen. En ook de kleding voor hun chihuahua’s, want daar is een speciaal winkeltje voor… In dezelfde buurt bezoeken we de eerste Shinto-tempel. Deze ligt in een soort park, een oase van rust in de drukte van de stad. Alleen daarvoor wil je hier al komen. Weer een metrostation verder ligt Shinjuku, een wijk met grote wolkenkrabbers. Je kan gratis naar de 45e verdieping van het Government Building, waar je een prachtig uitzicht hebt op Tokio en de wijde omgeving. Het is helder genoeg, waardoor we zelfs Mount Fuji in de verte kunnen zien liggen. In dezelfde buurt ligt het Shinjuku Gyoen, een park wat in de bloesemtijd prachtig is, en waar veel Japanners komen picknicken.
We pakken weer de metro, deze keer naar de wijk Asakusa. Die metro is trouwens prima geregeld (zoals eigenlijk alles in Japan). Op het perron staan keurig streepjes, je wordt geacht je netjes daarachter in rijtjes op te stellen. En, hoe verrassend, de metro stopt dan precies op de goede plek, waardoor eerst de mensen uit kunnen stappen, en jij dan met de rest van je rijtje in kunt stappen. In de metro staat precies aangegeven bij welk station je je bevindt, hoeveel minuten het nog is naar de volgende stations, en er wordt omgeroepen aan welke kant je daar uit moet stappen. Zodat je vast bij de goede deur klaar kan gaan staan. De meeste bezienswaardigheden zijn met de ringlijn te bereiken, dus overstappen hoeft bijna niet. In Asakusa staat een mooie boeddhistische tempel. Bij de tempel kan je tegen betaling van 100 yen een nummertje trekken, een laatje openen en daar een geluksbriefje uit halen. Grootste uitdaging is om het laatje met de matchende Japanse karakters te vinden. Op de briefjes wordt je geluk voorspeld, en dat varieert van ‘bad fortune’ tot ‘the highest excellent fortune’. Ook als je het ‘bad fortune’ briefje trekt is er geen probleem: dat briefje kan je in de tempel aan een rekje vastknopen en op die manier laat je de voorspelde pech achter in de tempel, en word je toch nog gelukkig…
Ryogoku is de wijk van de Sumo-worstelaars. Helaas zijn er in deze periode geen wedstrijden, maar we kunnen bij het stadion wel een klein museumpje bekijken. Achter het Sumo-stadion ligt het Edo-Tokyo museum. Het aparte gebouw lijkt op een draagvleugelboot. Binnen zijn maquettes van straten in Tokyo uit de tijd dat het nog Edo heette. Met allemaal kleine poppetjes erin met verschillende gezichtsuitdrukkingen, mooi gemaakt. Eten doen we bij een restaurantje in de buurt van het hotel. Restaurants hebben hier vaak een vitrine buiten staan met alle gerechten die ze hebben, nagemaakt in plastic. Dus je kijkt wat er lekker uitziet, wijst dat aan, en zegt met gebarentaal: doe mij er daar maar één van.
Japanse Alpen
Met onze Japan Railpas nemen we de Shinkansen naar Nagano. Wat een fantastische treinen zijn dit. Met hun platte neus zien ze er niet echt mooi uit, maar van binnen zijn ze super-comfortabel. Voordat we mogen instappen wordt de trein in 5 minuten helemaal schoongemaakt en worden de stoelen allemaal in de juiste rijrichting gedraaid (!). Binnen anderhalf uur rijden we de Japanse Alpen in. Het lijkt hier erg op de Europese Alpen, met leuke bergdorpjes en uitgestrekte skigebieden. Maar dan wel op z’n Japans. In Nagano (bekend van de Winterspelen) stappen we over op een boemeltje naar Yudanaka. Hier slapen we in een traditioneel pension, een minshuku. Maar eerst gaan we naar het Monkey Park. Hier leven een heleboel aapjes (makaken), en het bijzondere aan deze beestjes is dat ze – net als de mensen hier – de warmwaterbronnen helemaal geweldig vinden. Je kunt ze hier uitgebreid zien badderen (al krijgen ze soms wat hulp doordat iemand voer in het water gooit).
Een kleine 100 foto’s verder is het tijd om terug te wandelen naar het dorp. Daar worden we van harte welkom geheten in de minshuku. Bij de deur moeten de schoenen uit en ga je op huisslippertjes het pand in. In de kamers liggen tatami matten op de grond en staat er zo’n laag tafeltje en stoeltjes. Er is zelfs een koelkastje, waterkoker, kacheltje en een kleine tv aanwezig. Met handen en voeten legt de eigenaresse uit waar welke sleutel voor dient, waar de wc en de eetkamer zijn. En waar je je huisslippertjes aan moet, waar de wc-slippertjes (ja, die zijn er ook!), en waar helemaal geen slippertjes. Het is allemaal aan strenge regels onderhevig… Om een beetje op te warmen gaan we naar een onsen, een warm (zeg maar heet!) natuurlijk bad. Met een heel ritueel vooraf kan je daar gebruik van maken. Eerst helemaal inzepen, schrobben, afspoelen en droog deppen. Pas daarna mag je het bad in. Een heel gedoe dus, want langer dan een minuut of 5 à 10 is het nauwelijks uit te houden. Maar je knapt er wel van op. Tsumago is een prachtig traditioneel dorpje met houten huisjes in een smal hoofdstraatje. Het ligt aan de oude postroute door de Alpen, en een deel hiervan wandelen we door een mooi bos langs een paar watervalletjes naar het volgende dorp, Magome, al net zo mooi als Tsumago.
Kyoto
Er zijn zoveel tempels te zien in Kyoto, dat het onmogelijk is om ze allemaal te bezoeken, dus we maken een keuze. We lopen eerst door de wijk Gion naar de eerste tempel die we op ons lijstje hebben staan, de Chion-in. Na deze tempel lopen we door naar de Shoren-in tempel, waar ze vooral een mooie Japanse tuin hebben. In Gion bekijken we ook een Geisha-dansvoorstelling in het theater. Op onze tweede dag in Kyoto kopen we een buspas waarmee we de hele dag bus in bus uit kunnen. We beginnen met de bus naar het Nijo kasteel. In het kasteel zijn veel oude wandschilderingen te zien, en rondom het kasteel ligt een grote tuin die het aanzien zeker waard is. Vervolgens gaan we naar de rand van de stad, naar de Kinkakuji, ofwel de Gouden Pagode. Zoals de naam al doet vermoeden is dit een tempel die geheel met goud is belegd.
Vanaf de gouden tempel is het een klein half uurtje lopen naar de Ryoanji Tempel, bekend om zijn zen-tuin. Bij een supermarktje in de buurt kopen we een hotdog (die gewoon bij de kassa even in de magnetron gestopt wordt), we trekken een warm blikje koffie uit een automaat (ook dat is hier de normaalste zaak van de wereld), en dan nemen we de bus naar het Imperial Palace. Het paleis zelf is niet te bezoeken, maar het grote park er omheen nodigt uit voor een heerlijke wandeling. Wandelen kan ook langs het Filosofenpad, een mooi wandelpad in het oosten van Kyoto. Het pad loopt langs een grachtje met bloesembomen. Langs de route liggen ook nog een aantal mooie tempels, waar het relatief rustig is. Alleen de laatste tempel is wel druk: de Zilveren Pagode, waar overigens niets zilver aan is. Maar de zen-tuin er omheen is wel erg mooi.
De volgende dag nemen we de trein naar Nara, een plaats op zo’n 3 kwartier van Kyoto. Hier staat het grootste houten gebouw ter wereld, een tempel met daarin een hele grote boeddha. In een houten pilaar erachter zit een gat wat net zo groot is als één van de neusgaten van het Boeddhabeeld. Wie door dat gat kan kruipen is verzekerd dat hij of zij ‘verlichting’ zal bereiken. Helaas is het voor volwassenen niet groot genoeg, maar hele rijen schoolkinderen vinden het een mooie attractie. Op de weg terug stappen we even voor Kyoto uit in Inari. Hier staan een heleboel torii’s achter elkaar. Torii’s zijn de poorten die je voor de ingang van iedere tempel vindt. Soms staat er één, soms twee, maar hier staan er duizenden achter elkaar, over een lengte van zo’n 4 kilometer heuvelop. Iedere keer als je door zo’n rijtje torii’s gelopen bent, denk je dat je aan het einde bent, maar om de hoek gaat het dan gewoon weer door. En allemaal zijn ze oranje (vermiljoen heet die kleur eigenlijk) geschilderd. Heel apart.
Koyasan
Koyasan (Mount Koya) staat bekend als de plek waar Kobo Daishi, één van de grootste leiders van de Japanse stroming van het boeddhisme, begraven ligt. Vele boeddhisten hier geloven dat deze man niet echt dood is, maar alleen maar aan het mediteren, tot hij op een gegeven moment tot inzicht komt hoe hij het Nirwana kan bereiken. En als dat moment aanbreekt, kan je maar beter in de buurt zijn, dus daarom wil iedere gelovige Japanse boeddhist op deze berg begraven worden. Resultaat is een gigantisch grote begraafplaats van kilometers lang, en met graven van eeuwen oud. Het is de moeite waard om daar doorheen te wandelen. Terug in het dorp bekijken we voor de afwisseling nog wat tempels. We overnachten vandaag ook bij een tempel. En dat is minder Spartaans dan het lijkt, al slapen we hier ook op de vloer op dunne matrasjes, maar dat is goed te doen. ’s Avonds schotelen de monniken ons een vegetarische maaltijd voor; naast wat groente vooral tofu in allerlei vormen. Om 21.00 uur liggen we onder het dikke dekbed, want de volgende ochtend gaat om 6.00 uur de wekker, zodat we het ochtendgebed in de tempel mee kunnen maken. Drie monniken zingen mantra’s, slaan tussendoor op een gong en een bel, en stoken een flink vuurtje, waarmee de gebeden naar de hemel verstuurd worden.
Hiroshima
Uiteraard is het eerste wat je in Hiroshima doet, een bezoek brengen aan het Peace Memorial Museum: een herinnering aan de eerste atoombom die hier gevallen is. Heel indrukwekkend om te zien wat deze bom heeft aangericht, en hoe dit ingegrepen heeft op het dagelijks leven van degenen die het overleefd hebben. De meeste indruk maakt het verhaal van een meisje van 10: enkele jaren na de bom kreeg ze te horen dat ze leukemie had, als gevolg van de radioactieve straling. Ze besloot toen om van papier 1000 kraanvogels te gaan vouwen. Kraanvogels zijn heilig, en het meisje was ervan overtuigd dat als ze 1000 kraanvogels zou vouwen, dat ze dan zou genezen. Helaas heeft ze het niet gehaald. Maar haar klasgenootjes zijn er na haar dood mee doorgegaan, en sindsdien hebben heel veel Japanse schoolkinderen heeeeel veel kraanvogels gevouwen. En die worden allemaal verzameld bij het monument in Hiroshima. Erg indrukwekkend… Vanuit Hiroshima gaan we ook naar Miyajima, een eilandje in de buurt van Hiroshima. Onze reis is zo gepland dat we hier het vuurloop-festival kunnen meemaken, wat ieder jaar op 15 april en 15 oktober wordt gehouden.
Met een veerpont steken we over, en na het fotograferen van de ‘drijvende torii’, één van de meest gefotografeerde objecten in Japan, lopen we door naar de tempel waar het festival wordt gehouden. Een aantal monniken loopt in processie door het tempelcomplex, en rond 13.00 uur eindigen ze op het centrale pleintje waar een brandstapel is gebouwd van dennetakken, van ongeveer anderhalve meter hoog. Na een aantal rituelen, waarbij onder andere zout gestrooid wordt en er met pijl en boog geschoten wordt, gaat de vlam erin. De monniken gooien nog allemaal houtjes op het vuur, waar gelovigen eerder hun gebeden op geschreven hebben. Als alle gebedshoutjes op het vuur gegooid zijn, wordt de brandstapel uit elkaar getrokken. En na nog een hele serie andere rituelen (volgens mij voornamelijk om tijd te rekken, zodat de kooltjes een beetje kunnen afkoelen), lopen de monniken met blote voeten over de hete kolen. Daarna mogen de andere gelovigen hen volgen, en daar wordt veel gebruik van gemaakt. De rij staat tot ver buiten het tempelcomplex. Voldaan pakken we ’s middags de ferry en de trein terug naar Hiroshima. ’s Avonds gaan we uit eten in een Okonomiyaki-restaurant. Hier worden op een grote bakplaat voor je neus een soort pannenkoekjes gemaakt, met allerlei vulling. Een lokale traditie, die is ontstaan in de Tweede Wereldoorlog, toen er niet veel te eten was. Maar het levert wel een heerlijke maaltijd op.
Kumamoto & Mount Aso
De Shinkansen brengt ons naar Kumamoto. We nemen de tram naar het centrum van Kumamoto, waar een groot kasteel staat. Volgens de verhalen is dit één van de drie mooiste kastelen van Japan. Het is inderdaad heel mooi, met grote dikke muren, en een aantal mooi gerestaureerde gebouwen. Vanuit Kumamoto bezoeken we ook Mount Aso, één van Japan’s actiefste vulkanen. Helaas is het bij aankomst nogal mistig, dus we stappen bij het museum uit de bus en wachten tot de bewolking optrekt. Gelukkig gaat dat vrij snel, dus lopen we naar de top. Als we op de kraterrand aankomen blijkt dat een deel van de wolken eigenlijk geen wolken zijn. Tenminste, ze zijn afkomstig uit de vulkaankrater, en zijn soms wit, soms geel en soms een beetje blauwig. Het is een prachtig gezicht hoe de zwavelwolken door de wind van de ene kant naar de andere kant van de krater worden geblazen. En als de rechterkant even helder is, is goed te zien dat de dampen afkomstig zijn uit een gifgroen zwavelmeer, wat pruttelt en doet. Met het zonnetje wat er nu ook af en toe op schijnt is het een schitterend gezicht. Iets lager op de berg maken we nog een wandeling over een andere kraterrand.
Nagasaki
Net als in Hiroshima is hier uiteraard het eerste doel het Memorial Park voor de atoombom-slachtoffers. Deze is wat kleinschaliger dan die in Hiroshima, en alles ligt wat verder uit elkaar. Misschien lijkt het daarom minder indrukwekkend dan die in Hiroshima, maar dat kan ook komen doordat we het bijbehorende museum uit tijdgebrek overslaan. Snel met de tram naar Dejima. Dat is een voormalig eilandje, inmiddels helemaal ingebouwd door de stad, wat tussen 1641 en ca. 1850 de enige link tussen Japan en de rest van de wereld was. Japan had zichzelf helemaal van de rest van de wereld afgesloten, alleen op het eilandje Dejima mocht een groepje Hollanders blijven. Erg leuk om oude huisjes en een kerkje te zien die allemaal heel Nederlands lijken. In de buurt van Dejima zijn meer dingen die naar het Nederlandse verleden verwijzen, o.a. een Holland Street en de Hollander Slope, een heuvel met nog meer westers aandoende huisjes. Bij de haven zoeken we een restaurantje op. De volgende dag zijn we binnen 1,5 uur terug in Nederland. Nou ja, in Huis Ten Bosch dan, een themapark waarin veel Nederlandse gebouwen zijn nagebouwd. Het is echt een heel gekke gewaarwording om de trein uit te stappen, en in één oogopslag het Amsterdams Centraal Station en de Utrechtse dom te zien. Als we de toegangspoort voorbij zijn, zijn we echt helemaal in Nederland. Grachten, trapgevels, klokgevels, bollenvelden, windmolens, het stadhuis van Gouda, het is er allemaal. En zo knap nagebouwd, dat je echt het gevoel hebt dat je in een Nederlands stadje rondloopt.
Osaka
We nemen de trein terug naar Osaka. Dat is een heel eind, maar een groot stuk doen we weer met de Shinkansen, dus dat gaat lekker snel. Deze treinen ga ik in Nederland nog wel missen denk ik. Het rijdt echt super comfortabel. Wat ook een bizar gezicht blijft, is het personeel. Als ze de coupé binnenkomen staan ze even stil op de drempel, maken een diepe buiging en lopen dan pas door. En als ze de coupe uitgaan ook. Ze draaien zich 180 graden om, maken weer een diepe buiging – ook al ziet niemand dat omdat iedereen er met de rug naartoe zit – en gaan dan verder. Dat heb ik NS-conducteurs nog nooit zien doen… In Osaka wandelen we een beetje door de buurt van ons hotel. Het is één groot shopping-walhalla. Dachten we dat Tokyo op sommige plekken druk was, hier lijkt het nog wel erger. Een grote mierenhoop van mensen wurmt zich door de grotendeels overdekte winkelstraten. Hier zijn ook veel pachinko-hallen. Dat zijn hele grote hallen met niets anders dan lange rijen gokautomaten, waar een gigantische herrie uit komt. We lopen even door zo’n hal heen, maar staan na 2 minuten alweer buiten vanwege de herrie. Onbegrijpelijk dat sommige mensen hier de hele dag schijnen door te brengen.
De laatste dag nemen we de metro naar het Osaka Aquarium. Dit is een schitterend aquarium, waarbij je in een spiraal naar beneden loopt rondom een groot bassin waarin o.a. een walvishaai, pijlstaartroggen en hamerhaaien zwemmen. En aan de andere kant zijn nog veel andere bassins met kleinere vissen, maar ook dolfijnen, zeeotters, en zelfs ook nog wat andere dieren zoals leguanen en doodshoofdaapjes (die laatste zitten uiteraard niet in het water). In een aparte ruimte helemaal beneden in het aquarium zijn allemaal kleine tanks met kwallen, mooi uitgelicht en prachtig om te zien. Naast het aquarium staat ’s werelds grootste reuzenrad. Het is 130 meter hoog, en een rondje meedraaien duurt een kwartier. ’s Avonds gaan we eten bij een sushibar waar de verschillende sushi’s op een lopende band voorbij komen. Zie je iets lekkers, dan pak je het van de band af, als je buurman je tenminste niet net voor is… Als je volgegeten bent tellen ze hoeveel bordjes je verzameld hebt en reken je af. Hoe kan je een rondreis door Japan beter afsluiten dan met sushi?
De route van deze reis komt grotendeels overeen met die van de 21-daagse rondreis From Tokyo to Kyuhsu.